POP 20-09-2011 + evaluatie

Leerdoelen 1e  semester 2e jaar - evaluatie

 

De afgelopen periode heb ik stage gelopen in de kleuterklas op de basisschool de Mijlpaal. Vooraf heb ik een POP gemaakt en na een aantal weken heb ik geëvalueerd op de leerdoelen die ik in het POP opgesteld had. Bij de evaluatie bleek dat ik sommige leerdoelen gedeeltelijk behaald had. Deze leerdoelen zijn nog steeds mijn leerpunten en daar ga ik in de nieuwe stage, op de Joop Westerweelschool in groep verder aan werken.

 

Leerdoel 1:  Ik kan het onderwijs aanpassen aan het individu

 

Het advies van de assessoren was om mij te gaan richten op de didactiek van de verschillende vakgebieden. Hoe bied ik de stof aan? Wat heeft het kind nodig? Hoe richt ik mijn onderwijs in? Hier ben ik in het de vorige stages ook mee bezig geweest, maar wil ik mij hier op blijven richten. Ik verwacht dat ik in groep 8, op een reguliere basisschool veel ga werken met methodes en deze bieden mij de mogelijkheid om mijzelf daarin en daarmee in de didactiek te gaan verdiepen.

Specifiek

  • Ik ben in staat om mijn lesvoorbereiding en uitvoering aan te passen op de individuele ontwikkeling van het kind. Daarbij sluiten de lessen aan bij de beginsituatie van de leerlingen.

Meetbaar

  • Ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt als ik in de lesvoorbereiding aantoon hoe ik differentieer tijdens de les.
  • Ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt als bij de evaluatie van 5 lessen blijkt dat ik de beginsituatie van de leerling goed ingeschat heb en daarmee passend onderwijs heb kunnen geven.
  • Ik heb mijn doel bereikt als ik de voorbereidde aanpassingen kan toepassen in de gegeven les en waar nodig tijdens de les nog aanpassingen maak op het individu. Dit wordt opgemerkt door mijn stagementor.

 

Actie

  • Ik laat mij informeren door mijn stagementor over het niveau van de verschillende leerlingen. Ik vraag aan de stagementor hoe hij differentieert in de lessen en observeer zijn acties tijdens de lessen die hij geeft.
  • Ik bestudeer de methodes die gebruikt worden in de lessen en kijk welke differentiatiemogelijkheden er in de methode te vinden zijn.
  • Wanneer ik lessen voorbereid verdiep ik mij in het onderwerp van de les om de stof makkelijker en moeilijker aan te kunnen bieden (buiten de methode).
  • Tijdens de les observeer ik leerlingen en stel ik hen vragen over hun leerproces om te controleren of het niveau van de lesstof bij hun niveau aansloot.

 

Realistisch

  • Ik ben sterk in het voorbereiden van lessen. Ik zie geen belemmeringen om in de lesvoorbereiding na te denken over differentiëren.
  • Het thematisch werken in het OGO ben ik erin geslaagd om het onderwijs aan te passen op het individu. Ik ga ervan uit dat ik dat ook kan bij regulier onderwijs.
  • Door de feedback over dit onderwerp van mijn stagementor en mijn eigen evaluaties zal ik controleren of ik het leerdoel per les heb bereikt.

 

Tijd

  • Tijdens de start van de stage stel ik veel vragen aan de stagementor om informatie te krijgen over het niveau van de leerlingen en bestudeer ik werk van leerlingen.
  • De komende 6 weken ga ik hier aan werken. Daarna evalueer ik of ik het doel al bereikt heb of dat ik mijn acties moet aanpassen.
    In mijn planning staat 14 november als evaluatie moment.

 

Evaluatie leerdoel 1: leerdoel bereikt

 

Situatie

  • Ik wilde mijn lessen laten aansluiten op het beginniveau van de individuele leerlingen.

Taak

  • Bij het voorbereiden van mijn lessen ben ik begonnen vanuit het beginniveau van de leerlingen.
  • Daarbij heb ik naar specifieke leerlingen gekeken die onder of boven het gemiddelde niveau van de groep zaten. Voor hen heb ik aanpassingen in de les voorbereid.
  • Ik moest bij tenminste 5 lessen de beginsituatie goed hebben ingeschat.
  • Ik moest aan mijn mentor laten zien dat ik zowel in de voorbereiding als in de uitvoering mijn lessen aanpas op individuele leerlingen.

 

Actie

  • Ik heb toetsresultaten en voorlopige adviezen/rapporten van leerlingen bestudeerd.
  • Ik heb de differentiemogelijkheden van de methode bestudeerd en toegepast in de lessen. Ik bijvoorbeeld voor rekenen verschillend werk laten maken door verschillende leerlingen.
  • Ik heb naast de methode materiaal ontwikkeld voor individuele leerlingen.
  • Tijdens de lessen heb ik regelmatig aan leerlingen de keuze gelaten voor het krijgen van extra instructie of niet.
  • Regelmatig heb ik verlengde instructie gegeven aan individuele leerlingen. Soms had ik dit vooraf goed ingeschat en andere keren besloot ik dan in de les zelf omdat het bleek dat de leerling de lesstof nog niet voldoende onder de knie had, of zelf vroeg om extra hulp.

 

Resultaat

  • Het resultaat van mijn acties was dit ik goed doordachte lessen gaf.
  • Mijn stagedocent noemt mij in de 2e week didactisch sterk.
  • Door mijn betrokkenheid bij de leerlingen en het verzamelen van informatie over hen ben ik goed op de hoogte van hun niveau en kan ik goed onderwijs geven.
  • Door mijn aanpassingen worden de leerlingen allemaal uitgedaagd en kunnen ze op hun eigen niveau werken.

 

Transfer

  • Doordat ik weet wat het niveau van de leerlingen is kan ik gericht helpen.
  • Wanneer ik ga werken bij een school zorg ik dat ik bij de overdracht informatie verzamel, zodat mijn lessen kan aanpassen op het individu.
  • Ik heb geleerd om eerst te kijken naar wat de leerling al kan en wat het nodig heeft om zich te ontwikkelen. Daarna heb ik gekeken naar hoe ik de les zo kan geven, welk materiaal nodig is of wat voor een instructie er nodig is voor dat kind om het doel van de les te bereiken en te kunnen leren.
  • Ik blijf hier alert mee bezig, houd hoge (haalbare) verwachtingen voor leerlingen en blijf hen uitdagen op hun eigen niveau.

 

Leerdoel 2: Ik heb een duidelijke interactie met de groep

 

Dit leerdoel is een belangrijk punt voor mij als stagiaire/beginnend docent. Wanneer ik de les geef ben ik geconcentreerd en gericht op hoe de lesstof aansluit bij de leerlingen. Hierdoor is niet altijd duidelijk te merken aan mijn mimiek dat ik goed vind gaan. Tijdens de vorige stage heb ik met video interactie begeleiding gewerkt. Toen ik heb goed kunnen zien hoe ik overkom naar de kinderen. Ik ben vriendelijk en heb een open houding. Dit kon ik goed horen in mijn stem, maar zag ik niet altijd terug in mijn expressie. De stagedocent en opleider in de school gaven mij ook als tip mee om meer mijn expressie (en plezier) te laten zien tijdens de lessen. In de evaluatie na de stage heb ik het volgende opgeschreven:

 

Het leerdoel heb ik nog niet helemaal behaald omdat ik nog meer expressie kan laten zien tijdens de lessen. Ik verwacht dat dit beter zal worden wanneer ik meer bekend met de leerstof en het niveau van de leerlingen. Mijn ervaring is ook zo met het geven van gymlessen. Nu heb ik veel meer plezier met leerlingen en geef ik meer complimenten aan de groep dan dat ik tijdens mijn stages deed. Je kan zeggen dat ik door oefening meer relaxt voor de groep sta en daardoor voor mezelf meer ruimte heb om het serieuze los te laten.

 

Het doel is om bij deze stage mij meteen goed in de stof te verdiepen waardoor ik daar in thuis raak en voor mezelf ruimte maak om het serieuze los te laten.

 

Specifiek

  • Ik ben in staat om met mijn lichaamstaal en mimiek aan de groep te laten zien wat ik wil/hoe ik de les vind gaan. Dit ondersteun ik met specifieke woorden: ik zie dat jullie allemaal goed opletten.

Meetbaar

  • Ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt als ik laat zien dat ik speel met mijn lichaamstaal en mimiek.
  • Ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt als ik laat horen dat ik complimenten geef aan de groep.
  • Ik heb mijn doel bereikt als ik geen complimenten geef op basis van doelen tijdens de les, maar vanuit mijzelf. Ik ben bekend met de lesstof en het niveau en richt mij meer op ontwikkeling van de leerlingen dan alleen op de lesstof van dat moment.

 

Actie

  • Ik licht mijn stagementor in over dit leerdoel en vraag om feedback.
  • In de evaluatie reflecteer ik op of ik complimenten heb gemaakt en waarom. Kwam dit omdat ik dacht dat ik een compliment moest maken, of omdat ik het zo goed vond  gaan?

 

Realistisch

  • Ik vraag de docent om te turven hoeveel positieve opmerkingen ik maak bij een willekeurige les. Daarbij is het eigenlijk ideaal als ik niet weet in welke les hij dat doet. Anders is de kans groot dat ik meer complimenten geef, omdat ik er dan extra op let.
  • Het doel is lastig te meten en te behalen, omdat het ook een gevoelskwestie van mijzelf is. Complimentjes moeten natuurlijk en gemeend zijn. In de kleuterklas constateerde mijn assessor dat ik veel complimenten geef (dat is voor kleuters erg belangrijk), maar dat het niet nog allemaal ‘eigen’ is.
    In het mbo (mijn doelgroep in mijn werk) geef ik ook complimenten, maar ben ik daar niet zo mee bezig als tijdens de stage in de kleuterklas. Dan geef ik bijvoorbeeld complimenten als ik een mooie actie zie of als iemand een ander helpt. De manier waarop ik dan complimenten geef wil ik ook laten zien in de stage.
  • Een belemmering voor mij is misschien wel dat ik stage loop en niet dé docent ben. In de stage wil ik laten zien dat ik het allemaal goed kan en dus ook complimenten geef (wat dat hoort een goede docent te doen). Na deze stage wil ik startbekwaam zijn en tijdens stage wil ik ook laten zien dat ik klaar ben om als docent te starten.

 

Tijd

  • Ik ga vanaf het begin van de stage letten op mijn expressie en probeer vooral mijzelf te zijn (als docent en niet als stagiaire).
  • Na 6 weken evalueer ik dit leerdoel met mijn stagedocent. Het leerdoel evaleer ik op 14 november.

 

Evaluatie leerdoel 2: leerdoel bereikt

 

Situatie

  • Ik wilde meer mijn lichaamstaal aanpassen aan mijn boodschap.
  • Door meer expressie te laten zien, laat ik zien dat ik plezier heb tijdens het lesgeven.

Taak

  • Ik ga bewust om met mijn mimiek en lichaamstaal.
  • Ik ondersteun mijn woorden met mijn lichaamstaal naar de groep.
  • Ik geef gemeende complimenten over de ontwikkeling van de leerlingen.
  • Ik geef complimenten aan individuele leerlingen en aan de groep.
  • Ik geef complimenten over het leerproces.

 

Actie

  • De stagementor geeft mij als feedback dat ik zelfverzekerd voor de groep sta.
  • De stagementor geeft mij de uitdaging om zonder lesvoorbereiding les te geven en meer natuurlijker les te geven. Ik geef enkele lessen zonder voorbereiding.
  • De opleider in de school komt mij observeren en let op de interactie met de groep. Zij zegt dat het lijkt of ik al maanden voor de groep sta en het erg natuurlijk over komt.
  • Ik maak grapjes met de leerlingen en maak bewegingen tijdens het spreken.
  • Ik heb een eigen project met leerlingen: samenwerkingvormen en GIP. Ik geef daarover feedback aan de groep en individuen. Tijdens de eerste les lukte het een aantal nog niet. ‘De volgende keer maak je geen grapjes en praat je zachtjes, zodat alleen je buurman je hoort.’ ‘Ik weet dat je het kunt.’ Deze leerlingen stimuleerde ik om de volgende keer te verbeteren. Dat lukte! Tijdens het werken en daarna gaf ik hem complimenten. Doordat ik echt blij was dat het was gelukt kwamen mijn complimenten ook gemeend over en zag de groep dit ook.

 

Resultaat

  • Door mijn eigen ‘project’, uitdagingen met de leerlingen was ik zeer betrokken en gaf ik ook echt gemeende complimenten. Dit enthousiasme werkte goed en zorgde ervoor dat uiteindelijk elke leerling kon samenwerken volgens de afspraken die van te voren gemaakt waren.
  • Wanneer er goed gewerkt was gaf ik de hele groep een compliment en dit versterkte ik door gebaren.
  • Tijdens instructie of momenten dat ik sprak voor de groep maakte ik soms een onverwachte beweging om te aandacht te krijgen of maakte ik een grapje.
  • De leerlingen konden hierom lachen en dit zorgde voor een ontspannen sfeer tussen de groep en mij.
  • Ik was al snel 2 dagen de juf en gaf zelfstandig alle lessen, hierdoor was het geen belemmering dat eigenlijk de stagiaire was. Het resultaat hiervan was dat ik mij betrokken voelde met groep en het ook een beetje als mijn klas zag.

 

Transfer

  • Doordat ik met klas aan samenwerken werkte en het GIP model was ik zeer betrokken en wilde ik ook echt dat het ging lukken. Ik was oprecht blij als een les goed was verlopen en de leerlingen goed hadden samengewerkt. Daarnaast was ik ook teleurgesteld wanneer een leerling het niet was gelukt en was gebrand om er met die leerlingen samen voor te zorgen dat het wel ging lukken. Hierdoor kwamen mijn complimenten als dit gebeurde ook echt aan en was het niet omdat ik een bepaald aantal complimenten wilde maken. Daar was ik eigenlijk ook niet meer bezig.
  • Mijn opleider in de school zei dat ik authentiek was en mezelf liet zien aan de leerlingen. Ook door af en toe een grapje te maken liet ik mijzelf zien. Door mezelf te blijven en open te staan naar de leerlingen was er een duidelijke interactie tussen hen en mij.
  • Door mijn eerdere ervaringen heb ik nu echt een goede interactie gehad met de groep. Ik gaf meer ontspannen les en was minder bezig met de lesstof. Wellicht belemmerde mij dit voor heen om echt te kijken naar leerlingen en daarop complimenten te geven. Nu ben ik voel ik de interactie met de groep juist als een van mijn sterke kanten en dit werd ook zo beschreven door mijn stagedocent en opleider in de school.

 

 

Leerdoel 3: Ik heb kennis over de leerlijnen en didactiek van alle vakken

 

Tijdens mijn vorige assessment kreeg ik de opdracht om een les aardrijkskunde voor de kleuters te bedenken. Ik had toch de leerlijn voor aardrijkskunde nog niet goed in mijn hoofd en kwam niet tot een goed antwoord. Nu loop ik in groep 8 stage waar met methodes wordt gewerkt. Om het onderwijs te kunnen aanpassen aan het individu moet ik op de hoogte zijn van de doelen en opbouw van de methodes en welke didactiek in kan toepassen bij welk vak. Daarom ga ik mij verdiepen in de didactiek van de verschillende vakken.

 

Specifiek

  • Ik ben in staat om het onderwijs aan te passen aan het individu op basis van mijn didactische kennis van de verschillende vakken.

Meetbaar

  • Ik heb mijn doel gedeeltelijk bereikt als ik de verschillende methodes van de stageschool heb bestudeerd.
  • Ik heb mijn doel bereikt als ik mijn les kan laten aansluiten op het niveau en daarbij de juiste methodische stappen kan onderbouwen.

 

Actie

  • Ik maak samenvattingen van de methodes die ik ga gebruiken in de lessen.
  • Ik zoek in de methodes en literatuur welke stappen in kan ondernemen om de stof moeilijker of makkelijker aan te bieden.

 

Realistisch

  • Bij deze stageplek wordt bijna alleen met methodes gewerkt. Ik kan daar dus ook veel werken en leren van methodes. Mijn uitdaging is om met die methode de lessen gedifferentieerd aan de bieden.
  • Ik loop twee dagen stage en wil hele dagen lesgeven. Hierbij heb ik ruimte om alle vakken te geven en verder gaan met lessen die ik de dag/week eerder gegeven heb. Hierdoor kan ik ervaren hoe ik van een beginpunt naar een eindpunt ga (nieuw hoofdstuk – toets).

 

Tijd

  • Ik begin zo snel mogelijk met verschillende lessen geven. Ik geef bij de stagementor aan dat ik alles wil geven.
  • Wanneer ik elke week een aantal verschillende lesgeef raak ik meer bekend met de stof en kan ik mijn leerdoel bereiken. Op 14 november wat ik geleerd heb over de didactiek en het werken met methodes.

 

Evaluatie leerdoel 3: leerdoel bereikt

 

Situatie

  • Ik kon tijdens het assessment de leerlijn aardrijkskunde niet vertellen.
  • Om een didactisch sterke docent te zijn ga ik mij verdiepen op de leerlijnen en de didactiek voor taal, rekenen en zaakvakken.
  • Ik richt mij op de methodes die in mijn stagegroep 8 gebruikt worden.

Taak

  • Mijn taak was om de lessen te verzorgen tijdens de stage.
  • Mijn taak was om in mijn lessen te laten dat ik didactisch onderbouwde lessen gaf die aansloten bij de leerlijn en het niveau van de leerlingen.
  • Dit leerdoel kon ik bereiken door zelfstandig de methodes te bestuderen en lessen te geven uit de methodes.

 

Actie

  • Ik heb de handleidingen van de methodes Wereld in getallen, Taal Actief, Wijzer door de Wereld en Wijzer door de tijd gelezen.
  • Ik heb de uitgangspunten en structuur van de methodes samen gevat.
  • Ik heb de lessen voorbereid met behulp van de handleiding.
  • Ik heb de methodelessen aangepast op het niveau van de leerlingen door bijvoorbeeld extra materiaal, zoals een woordweb aan te bieden vooraf.
  • Ik heb de methodelessen aangevuld met eigen herhalingsmateriaal.
  • Ik heb de methodelessen aangepast op het niveau van de leerlingen door een verdiepingsopdracht te maken over het onderwerp van de les.
  • Ik heb het boek Handelingsgericht werken: een handreiking voor het schoolteam  Noelle Pameijer, Tanja van Beukering en Sonja de Lange gelezen en een samenvatting van gemaakt.
  • Ik heb boek Samenwerkend leren van Sebo Ebbens en Simo Ettekoven gelezen en een samenvatting van gemaakt.

 

Resultaat

  • Ik heb laten zien dat ik duidelijk boven de stof sta en kan de lesstof op verschillende manieren aanbieden.
  • In de stageklas wordt niet al het materiaal gebruikt dat bij de methode hoort. Bij Taal actief heb ik wel gewerkt met het taal extra boek. Daarbij waren remediërende opdrachten voor taalzwakke leerlingen en was er verrijkingsstof voor de taalsterke leerlingen. Bij rekenen waren er geen plusboekjes maar werkten de sterke rekenaars met Rekenrijk en de zwakke rekenaars met Maatwerk.
  • Door vooraf de handleiding te lezen ben ik mij bewust van de lesdoelen en kan dit duidelijk overbrengen naar de leerlingen, ik heb het overzicht over wat er bij aardrijkskunde en geschiedenis behandeld wordt in het hoofdstuk.
  • Toen het bleek dat de taal spelling toets niet goed gemaakt was heb ik zelf een extra les spelling gegeven wat er toe leidde dat de leerlingen door de herhaling en de structuur van mijn les, nu wel de juiste spelling konden toepassen.
  • Door mijn voorbereidingen van de lessen en de uitvoering ervan noemt de stagedocent mijn didactisch handelen als een sterk punt.
  • Door te lezen over handelingsgericht heb ik geleerd over de zeven uitgangspunten hiervan en hoe ik onderwijs kan laten aansluiten op de behoeften van de leerling.
  • Door te lezen over samenwerkend leren weet ik welke vijf uitgangspunten er zijn om te komen tot samenwerken leren.
  • Door mijn acties heb ik mij didactisch ontwikkeld en ben ik gericht bezig geweest met de leerstof en hoe ik dit kan aanbieden.

 

Transfer

  • Ik heb nu gezien hoe de methodes zijn opgebouwd en wat de uitgangspunten zijn. Deze komen veel overeen en in elke methode zijn er differentiaties voor drie niveaus. Voor ieder vak, waarbij er een methode wordt gebruikt kan ik altijd inspiratie vinden of concreet materiaal vinden om gedifferentieerde lessen te geven.
  • Door mij nu te richten op de methodes heb ik ook meer geleerd over wat er aanbod komt in groep 8 en hoeveel lestijd er aan ieder vak gegeven wordt. Mijn beeld over het onderwijs en het halen van de kerndoelen is daarmee duidelijker geworden.

 

 

Leerdoel 4: Ik kan werken met het GIP model en uitgestelde aandacht

 

Tijdens de nabespreking van het stagebezoek op 24-10-2011 heb ik uitgebreid gesproken over het GIP/model. Daar werd nu niet meegewerkt in de stageklas. De stagedocent kon de voordelen van de dobbelsteen nog niet zien en de kinderen werken er ook niet op de juiste manier mee. In het gesprek met haar ben ik overtuigd van de voordelen als je er wel op de juiste manier mee werkt.

 

Tijdens het eerste assessment ben ik hier ook op gewezen door mijn assessoren. Ik heb mij toen theoretisch in het model verdiept, maar heb dit niet bij stagegroep toegepast. Ik was daar een dag in de week en voelde mij toen nog niet competent genoeg om dat aan de groep te gaan leren. Dat was toen ook niet aan de orde geweest.

Nu heb ik een goede stagegroep, ik heb een goede klik met ze en is het ook haalbaar om hen te leren te werken met het GIP model. Wat uiteraard ook belangrijk is, dat ik hiervoor de ruimte kreeg van mijn stagedocent. Vandaar dat ik leerdoel toevoeg aan mijn POP.

 

Specifiek

  • Ik ben in staat om tijdens mijn lessen het GIP model toe te passen en te werken met uitgestelde aandacht. Daarbij werk ik met het stoplicht en de dobbelsteen, zoals deze daarvoor bedoeld zijn.
  • Ik heb deze manier van werken besproken met de leerlingen en zoveel mee geoefend en uitgelegd dat de leerlingen weten wat ze wanneer ze wel/niet hulp kunnen krijgen van mij.

Meetbaar

  • Ik heb mijn doel bereikt als ik werk met het stoplicht en daarbij ook niet gestoord wordt door leerlingen wanneer dit stoplicht op rood staat.
  • Ik heb mijn doel bereikt wanneer ik een vaste ronde loop door de klas.
  • Ik heb mijn doel bereikt wanneer ik alleen leerlingen help die hun dobbelsteen op geel hebben staan.
  • Ik heb mijn doel bereikt als de leerlingen geen vingers meer omhoog doen tijdens het zelfstandig werken.

 

Actie

  • Ik leg uit wat het stoplicht betekent en laat dit zien op het digibord tijdens zelfstandig werken.
  • Ik oefen met het stoplicht in kleine stapjes, eerst 5 minuten met een rood stoplicht. Daarna 10 minuten. Ik bespreek dit met de leerlingen. Wat heb je gedaan om toch verder te kunnen?
  • Ik werk met leerlingen aan de instructietafel waarbij het stoplicht op rood is en er een timer naast staat.
  • Ik laat aan de leerlingen zien wat mijn vaste ronde is.
  • Ik werk volgens patronen. Na de instructie loop ik een start ronde, daarna op rood en verlengde instructie. Daarna het stoplicht op groen en hulp bieden. Daarna eventueel weer op rood voor extra hulp aan individuele leerlingen/observaties.

 

Realistisch

  • Ik geef twee hele dagen zelfstandig les aan de groep en heb ruimte om tijdens de lessen te oefenen met het GIP model.
  • Ik kan goed reflecteren en kan per stapje beoordelen of het lukte of niet. Ik ben in staat om mijn doel aan te passen waar nodig. Ik kan doelgericht werken.
  • De groep accepteert mijn leidende rol en mijn manier van lesgeven.
  • Door mijn klik met de groep, de beschikbare tijd en mijn doelgerichte kwaliteiten en doorzettingsvermogen zie ik geen belemmeringen om dit doel te bereiken.

 

Tijd

  • Elke week werk ik aan stapje zoals ik die eerder beschreven heb. Dit evalueer ik in de evaluatieverslagen per dag.
  • Op 21 november evalueer ik of het doel bereikt is.

 

Evaluatie leerdoel 4: leerdoel bereikt

 

Situatie
De afgelopen weken ben ik bezig geweest met GIP model zoals vooraf gepland had. Ik heb mijzelf aan de stapjes gehouden en de groepte pakte dit meteen al goed op. Zo heb ik in de middag na het stagebezoek bijvoorbeeld meteen geoefend met het stoplicht. Dit stond op het digibord en rood betekende dat de leerlingen mijn niet mochten storen.

In plaats van constant rond te lopen bleef ik op mijn plek. Er waren enkele leerlingen die hun vinger in de lucht deden, maar nadat ik hen negeerde toch verder gingen werken. Dit heb ik toen met hen besproken. Hoe heb je het opgelost? Zo heb ik elke week iets nieuws erbij gedaan om te leren werken met het GIP model en raakte de groep en ik er steeds vaardiger in.

 

Taak

Mijn taak was om elke dag ervoor dat te zorgen dat de leerlingen de dobbelstenen op hun tafel hadden liggen en het stoplicht te gebruiken bij het zelfstandig werken. Dit moest ik consequent toepassen om ervoor te zorgen dat de leerlingen er aan gewend raakten. Ieder stapje moest ik duidelijk uitleggen en bespreken, zodat de leerlingen ook het nut ervan begrepen en zich ook aan het ‘systeem’ wilden aanpassen.

 

Actie

Ik heb vanaf het begin gezegd: “We gaan iets nieuws doen. Dit zorgt er van dat er meer rust is in de klas tijdens het werken.” “Wanneer iemand extra hulp/instructie van mij nodig heeft kan ik die geven en hoeven wij dan niet meer gestoord te worden door anderen.” “Je kunt zelf bepalen of je mijn hulp nodig hebt of niet.” “Je kunt elkaar meer helpen.”

Deze argumenten zei ik vooraf, wanneer we een nieuwe stap deden om duidelijk te maken waarom we dit deden. Ook achteraf kwam ik hierop terug of de leerlingen dit ook hadden ervaren.

 

Wanneer een kind in zijn oude gedrag verviel en bijvoorbeeld bij mij kwam wanneer ik verlengde instructie gaf en het stoplicht op rood was moest ik consequent zijn. Ik heb de leerling dan geen aandacht gegeven en ben door gegaan met waar ik mee bezig was. Tijdens de ronde lopen ging elke keer naar leerlingen die hun dobbelsteen op geel hadden. Leerlingen die dat niet hadden sloeg ik over.

 

Resultaat

Het resultaat was dat ik uiteindelijk zeer gerichte hulp aan de instructietafel kon werken, waarbij de klas ook rustig verder werkte. Het werd heel duidelijk voor mij en voor hen wanneer ik langs kwam en wanneer niet. Door mijn enthousiasme, ik zei vooraf ook dat ik wist dat ze het konden, raakten de leerlingen ook betrokken. Ik was bijvoorbeeld een keer gaan observeren, maar had geen tijd bij het rode stoplicht gezet. Toen zeiden de leerlingen daarna dat ze het zelf prettiger vonden als dit wel zo was, zodat ze wisten over hoelang ze hulp van mij konden krijgen.

 

Het resultaat van het werken met dobbelsteen was dat ik soms bij een leerling kwam en vroeg ‘waarmee kan ik je helpen?’ en hij/zij me raar aankeek. De leerling was dan vergeten de dobbelsteen te veranderen. Andersom waren leerlingen ook verontwaardigd als ik hen voorbij liet terwijl ze hun vinger omhoog hadden.

Na een aantal weken zijn ze deze manier van werken met mij gewend en steken ze geen vingers meer op. Als een leerling echt vast loop weet hij dat alle aandacht van mij kan krijgen en zij geven ook zelf aan ze verlengde instructie nodig hebben.

 

Transfer

Ik ben er tevreden over dat ik de uitdaging aan ben gegaan. Ik heb kunnen ervaren dat ik zo mijn aandacht beter kan verdelen. Voorheen liep ik constant rond in de klas. Nu ben ik mij ervan bewust dat dit ook onrust creëert en sommige leerlingen niet altijd mijn hulp nodig hebben. Aan de andere kant kunnen ze prima aangeven wanneer ze dat wel nodig hebben. Door te ervaren dat ik echt 10 minuten lang ongestoord hulp aan een individu kan geven, heb ik geleerd dat de rest dan echt goed zelfstandig kan werken, zonder mijn hulp. Dit was voor mij een waardevolle ervaring, omdat mijn valkuil is dat te veel controle wil houden. Nu laat ik de groep meer los en vertrouw ik op hun eigen kunnen en eigen kunnen om om hulp te vragen en ook te geven aan elkaar.

 

Door er consequent mee bezig te zijn geweest heb ik ervaren hoe ik dit aan een groep zou kunnen leren. Een volgende keer zou ik het op dezelfde manier aanpakken. Ik zou het zelfs nog willen uitbreiden. Zo doe ik bijvoorbeeld ook wel eens samenwerkingsvormen met de leerlingen, waar ze niet alleen kunnen werken. Dan zou ik bijvoorbeeld een andere kleur van het stoplicht kunnen gebruiken en een dobbelsteen voor de hele groep. Er zou dan 1 leerling zijn die de rol had van hulp inschakelen of niet. Wanneer de groep er niet uit komt kan hij dan de dobbelsteen op die kleur zetten zodat de leerkracht alleen dan de groep stoort en verder eigenlijk niet.

 

Deze manier van werken past ook bij mij als docent ben ik achter gekomen. Ik houd van duidelijkheid en om deze wijze creëer ik dat ook tijdens het werken in de klas. Daarbij is er zo ruimte voor leerlingen om elkaar te helpen en dit werkt vaak erg goed. Zo kunnen zij van elkaar leren en heb ik meer tijd om bijvoorbeeld te observeren of individuele hulp te geven.

Maak jouw eigen website met JouwWeb