Bewijs Educatief partnerschap

Het onderstaande stuk komt uit Q*primair en is gemaakt als handleiding voor leraren over educatief partnerschap. De uitgangspunten daarvan staan hieronder beschreven. De totale handleiding is hier te lezen.

 

De relatie tussen school en ouders staat hoog op de agenda: bij scholen, bij besturen en ook landelijk bij bijvoorbeeld de beleidsmakers. School en ouders zijn elkaars partners, want beide spelen een rol in de opvoeding van kinderen en samen kunnen ze meer voor kinderen betekenen dan elk voor zich. Vandaar de aanduiding ‘educatief partnerschap’.

 

Educatief partnerschap met ouders is een belangrijk kwaliteitskenmerk van de school. Door ouders als educatieve partners te (gaan) zien, kunnen scholen een aanzienlijke kwaliteitssprong maken. Bijvoorbeeld doordat zij zaken beter met ouders afstemmen en hun activiteiten richting ouders doelgerichter opzetten. En ook doordat over en weer meer duidelijkheid ontstaat over elkaars rollen en verantwoordelijkheden. Daarnaast maakt educatief partnerschap van ouders een goede zeggenschap en verantwoording mogelijk. Ouders vormen immers één van de belangrijkste groepen belanghebbenden van de school. De feedback van ouders op plannen en resultaten van de school vormt een belangrijke motor voor schoolontwikkeling,  professionele ontwikkeling en kwaliteitszorg.

 

 

Ouders als partner?

Bij de ontwikkeling naar educatief partnerschap met ouders merken scholen dat er sprake is van een ingewikkeld rollenspel. Ouders presenteren zich aan de school in uiteenlopende rollen. Bij elke rol is voor de school een complementaire rol denkbaar.

 

Rollen van ouders

Complementaire rollen van de school

a. Bestuurder of 'constituent' en daarmee opdracht-gever

a. Uitvoerder van opdrachten van het bestuur

b. 'Leverancier' van kinderen

b. 'Afnemer' van kinderen

c. Consument of klant: afnemer van diensten

c. Leverancier van diensten of dienstverlener

d. Stakeholder of belanghebbende, en exponent van de lokale gemeenschap, die rekenschap vraagt

d. Eindverantwoordelijke die rekenschap en ver-antwoording aflegt aan zijn stakeholders / de lokale gemeenschap

e. Participant en leverancier van diensten

e. Gebruiker van diensten van de ouder

f. Gelijkwaardige partner

f. Gelijkwaardige partner

 

Dit rollenspel is vaak impliciet en ingewikkeld. Ook kunnen er tal van complicaties optreden.

Veel van deze rollen komen bijvoorbeeld naast elkaar voor. (Groepen) ouders laten verschillende rollen zien of combinaties van rollen. Bovendien kan eenzelfde rol verschillend worden ingekleurd en kunnen er uiteenlopende opvattingen aan ten grondslag liggen. Ouders kunnen zich bijvoorbeeld als kritische consument opstellen omdat zij de regie over de opvoeding van hun kind koste wat kost in handen willen houden (een combinatie van c en d). Ze kunnen zich ook gedragen als passieve consument (c) die meent dat hij het wel kan overlaten aan de professionals;

 

Een tweede complicatie is dat de school haar eigen rol niet altijd aanpast. In het schema zijn de rollen van ouders en school per rij weliswaar complementair, maar ze worden niet altijd complementair uitgeoefend. Een consumentenrol van ouders wordt bijvoorbeeld niet altijd gepareerd door een zuivere opstelling van de school als dienstverlener. Daar kunnen goede gronden voor zijn: een school kan zich op basis van haar visie bijvoorbeeld blijven opstellen als gelijkwaardige partner die ouders prikkelt een soortgelijke positie in te nemen.

 

Ten derde staan rollen nogal eens op gespannen voet. Zo is er een spanningsrelatie tussen aan de ene kant de eerste vier rollensets (a, b en vooral c en d) en aan de andere kant de laatste twee rollenset (e en vooral f). Enigszins gechargeerd kun je zeggen dat de eerste rollensets de ouders met hun wensen buiten of op afstand van de school plaatsen. Dit verleidt de school tot zij-wij-denken: het denken over ouders als opdrachtgever of als publieksgroep die je bevraagt op de mate waarin je tegemoet komt aan hun wensen. Of ouders als exponent van de samenleving waaraan je als school verantwoording aflegt. De laatste twee rollensets (e en f) positioneren de ouders veel meer binnen de schoolgemeenschap, waarin ze taken vervullen en als partner een inbreng hebben.

 

Tot slot kan een bepaalde ouderrol zo dominant zijn, dat het een school moeilijk gemaakt wordt, vast te blijven houden aan haar eigen visie. Dit komt bijvoorbeeld voor bij scholen die tegen de opheffingsnorm aan zitten. De rol van ouders als leverancier van kinderen kan dan zo belangrijk worden, dat de school gemakkelijk in de verleiding komt meer mee te buigen met wensen of eisen van ouders dan zij vanuit haar professionele opvattingen verantwoord acht.

 

Zolang dit rollenspel impliciet blijft, blijft het niet alleen gecompliceerd, maar kan het ook tot vervelende consequenties leiden. Elke rol brengt een verwachtingspatroon met zich mee. Indien de rollen van school en ouders elkaar niet aanvullen, is de kans op teleurstellingen of zelfs botsingen groot. Immers, de ouder kan op grond van zijn rolkeuze wel bepaalde verwachtingen koesteren, maar of de school die inlost, hangt ervan af of de school dat vindt passen bij haar eigen rolkeuze. Het omgekeerde komt natuurlijk ook voor. Een school die impliciet kiest voor een partnerrol, moet niet verbaasd zijn als niet alle ouders het daarbij horende gedrag etaleren.

 

Wat is educatief partnerschap?

Als uitgangspunt voor educatief partnerschap kiezen wij de individuele ouder met diens natuurlijke betrokkenheid bij de ontwikkeling van haar of zijn kind. Die insteek bouwen we uit naar aandacht voor de ouders als groep. Zo'n brede invulling van educatief partnerschap is het meest productief omdat die aansluit bij de directe betrokkenheid van ouders bij hun kind. Ook kiezen we voor ouders en school de rollen van gelijkwaardige partners.

Met educatief partnerschap bedoelen we:

  • een relatie die haar fundering vindt in de erkenning van een gezamenlijk belang, namelijk het scheppen van optimale condities voor de ontwikkeling en het leren van kinderen in de context van met name school en gezin. Educatief partnerschap is gericht op het realiseren van doelen die aansluiten bij dit gezamenlijke belang.
  • een relatie waarin gelijkwaarid partnerschap het dominante perspectief is. Natuurlijk zullen andere rollen voorkomen, maar toonzettend in de relatie tussen school en ouders is dat ze gelijkwaardige partners zijn.

 

Praktische kenmerken van educatief partnerschap

Zes aspecten van educatief partnerschap zijn maatgevend voor educatief partnerschap als kwaliteitskenmerk.

 

  1. a.      De school is een leef- en leergemeenschap waarvan ook ouders deel uitmaken

Een kwestie die nogal eens open blijft, is de positie van de ouders ten opzichte van de school als leef- en leergemeenschap. Maken ze er deel van uit of staan ze aan de zijlijn?

Na een periode van verzakelijking zien we steeds vaker dat scholen zichzelf (weer) definiëren als een leef- en leergemeenschap. Als een gemeenschap met een maatschappelijke en pedagogische opdracht waarin professionals, kinderen en hun ouders op velerlei manieren met elkaar in interactie gaan, op elkaar betrokken zijn, samenwerken. Samen 'maken' ze de gemeenschap tot wat ze is. Dat is niet nieuw, maar er worden wel nieuwe accenten gelegd.

Zo stelt de school zich op als gemeenschap die in een zeer complexe omgeving en rekening houdend met haar maatschappelijke en pedagogische opdracht haar eigen waarden en normen definieert. Dat gebeurt in dialoog met alle betrokkenen, kinderen en ouders incluis, maar onder de professionele eindverantwoordelijkheid van de school.

Ten tweede is de school niet langer een omgeving waarin alleen de kinderen leren. De school is ook een professionele leergemeenschap. Sterker nog: de school wordt voor kinderen een rijkere leeromgeving naarmate de professionals er bewuster op uit zijn om zelf eveneens te leren in en van hun werk;

Tot slot is de school een leef- en leergemeenschap waarin ook ouders participeren. Met hun acties en dialoog beïnvloeden ze die gemeenschap en door de ontmoetingen die ze daar hebben, kan de school ook voor hen een leergemeenschap worden.

 

  1. b.      Partners zijn gelijkwaardig, niet gelijk

Gelijkwaardigheid wordt nogal eens verward met gelijkheid. Maar partners verschillen meestal in tal van opzichten en dat is juist de bedoeling. Dat leidt immers tot meerwaarde; gelijke partners voegen niet altijd iets toe. Tot op zekere hoogte gaat het om onvergelijkbare grootheden. Dat komt tot uitdrukking als – terecht of niet – de emotionele betrokkenheid van ouders bij hun kind wordt geplaatst tegenover de professionele distantie van de leraar, de assistent of de schoolleider.

Gelijkwaardigheid mag ook niet verhullen dat school en ouders uiteenlopende verwachtingen kunnen hebben, zowel van de relatie, als van wat ouders daarin te bieden hebben en van wat de school in te brengen heeft. Ze kunnen ook verschillen in hun opvattingen over wat 'optimale condities' zijn voor de ontwikkeling en het leren van kinderen en wat hun wederzijdse verantwoordelijkheden zijn. Dat komt door de verschillende perspectieven van waaruit mensen naar zichzelf, naar anderen en hun omgeving kijken.

 

  1. c.      Partners doen moeite elkaars perspectief op opvoeding te leren kennen, gaan de dialoog aan en investeren in een vertrouwensrelatie

Ons perspectief op de werkelijkheid bepaalt mede hoe we alles om ons heen benaderen, interpreteren en waarderen. Het bepaalt ons denken en handelen in hoge mate, en beïnvloedt onze interpretatie en waardering van het denken en handelen van anderen. Zo'n perspectief ontstaat en bestaat uit eerdere ervaringen en mede daarop gebaseerde gewoonten en verwachtingen, uit ideeën en denkbeelden (inclusief beelden van anderen), uit oordelen en vooroordelen, uit overtuigingen, uit waarden en normen. Allemaal zaken die vaak diep geworteld zijn in de cultuur waarin we opgroeien, werken en leven.

Partners die investeren in hun relatie, willen elkaars perspectief op de opvoedingswerkelijkheid en elkaars pedagogische opvattingen, elkaars werkwijzen en elkaars opvoedsituatie beter leren kennen, althans voorzover relevant voor hun eigen situatie. Ze doen dat omdat ze weten dat de manier waarop ze de ontwikkeling en het leren van kinderen begeleiden, sterk bepaald wordt door hun perspectief op de opvoedingswerkelijkheid. Dat geldt voor professionals niet anders dan voor ouders. Hoe beter opvoeders en medeopvoeders elkaars perspectief kennen, des te gemakkelijker kunnen ze daar rekening mee houden. De ontwikkeling en het leren van het kind varen daar wel bij.

 

Partners staan ook open voor elkaars mening. Ze wisselen actief informatie uit. Ze zijn bereid tot een dialoog. Het belang van een echte dialoog kun je niet gemakkelijk overschatten. Die dialoog is belangrijker naarmate partners meer verschillen in hun perspectief. En die perspectieven verschillen vaker dan we geneigd zijn te denken. Perspectiefverschillen kunnen een rol spelen in de communicatie tussen professionals en allochtone ouders, maar ook in de communicatie met andere groepen ouders: bij de zogenoemde moeilijk bereikbare autochtone ouders even goed als bij hoog opgeleide ouders of ouders die zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind en merken dat de school die zorgen niet deelt of niet serieus neemt.

Dialoog is nodig indien je elkaars perspectief wilt leren kennen. Omgekeerd vergemakkelijkt inzicht in het perspectief van de ander de onderlinge communicatie. En hoe moeizaam die dialoog ook kan verlopen, er is geen alternatief dan te blijven zoeken naar mogelijkheden om te communiceren. Een meelevende en meevoelende houding helpt hier sterk bij: ze vormt de basis voor elke wederzijdse betrokkenheid.

Dialoog is belangrijk aan het begin, als het erom gaat elkaars perspectieven te leren kennen en elkaars vertrouwen te winnen, maar ook naderhand. Immers, een goede dialoog leidt er bij voorkeur toe dat er geleidelijk aan gedeelde opvattingen ontstaan over de ontwikkeling van het kind en wat het aankan.

 

Dialoog is ook essentieel voor het ontstaan van een vertrouwensrelatie. Ouders dragen hun kind voor een groot deel van de dag over aan de school en geven daarmee feitelijk mandaat om de opvoeding voor zover die op school plaatsvindt, over te nemen. Dat vooronderstelt een groot vertrouwen in de school, in haar integriteit en in haar vermogen beloftes waar te maken. Dat vertrouwen is er niet altijd bij voorbaat. Vertrouwen moet je krijgen en moet je blijven waarmaken. Het ontstaat op basis van vertrouwenwekkende ervaringen en stoelt (voor wat de school betreft) mede op professionaliteit en kwaliteit. Inzetten op het ontstaan van wederzijds vertrouwen voorkomt het ontstaan van een afrekencultuur.

 

  1. d.      Partners hebben verschillende eindverantwoordelijkheden

De verantwoordelijkheden van school en ouders op het ruime terrein van de opvoeding blijken in de praktijk moeilijk uit elkaar te halen. Van sommige taken is duidelijk dat ze uitsluitend of vrijwel geheel op het bordje van de ouders thuishoren, dan wel typisch voor de school zijn. Maar daarnaast is er een groot middengebied waarmee beide partners bemoeienis hebben én zijn er heel wat taken waarover de meningen verschillen. In zo'n situatie doet elke poging om de verantwoordelijkheden van school en ouders te scheiden afbreuk aan de taken die de partners geacht worden te vervullen.

 

Toch valt er over die verantwoordelijkheden iets te zeggen. Het opereren in dit veld van verschillende, soms gedeelde, verantwoordelijkheden wordt aanzienlijk gemakkelijker als je denkt in termen van eindverantwoordelijkheden. Eindverantwoordelijkheden verschillen namelijk duidelijker:

-          ouders hebben de eindverantwoordelijkheid en de regie over de opvoeding van hun kind. Die laten zij gelden als ze kiezen voor een school of een school de rug toekeren als ze met de school van mening verschillen over wat goed is voor hun kind. Medeopvoeders als de school moeten ouders in staat stellen die eindverantwoordelijkheid en regie waar te maken. Dat ouders de school bij inschrijving van hun kind een zeker mandaat geven op het terrein van de opvoeding, doet daar niets aan af;

-          de school heeft de eindverantwoordelijkheid voor de inrichting van het onderwijs en de opvoeding op school en voor de kwaliteit van dat onderwijs en die opvoeding. Ze legt daarover verantwoording af, onder meer aan de ouders (de horizontale verantwoording). In zaken die ouders of kinderen direct betreffen, hebben ouders via de medezeggenschapsraad een wettelijk geregeld instemmings- of adviesrecht.

 

  1. e.      Partnerschap impliceert wederzijdse betrokkenheid

Partnerschap vooronderstelt van de kant van de ouders betrokkenheid bij hun kind op school, bij de groep(en) waarin hun kind participeert en bij de school als geheel. Bij voorkeur bij de school als leef- en leergemeenschap waarin ook zij een rol spelen. Een heel bruikbaar onderscheid blijkt dat tussen meeleven, meehelpen, meedenken en meebeslissen. Vanuit het perspectief van de ouders kunnen al deze vormen van betrokkenheid zowel voorkomen waar het gaat om de ontwikkeling van hun kind als leerling, als wanneer hun betrokkenheid bij de groep van hun kind of de school als geheel aan de orde is.

Partnerschap impliceert echter ook betrokkenheid van de school bij de thuissituatie. Natuurlijk voor zover functioneel voor de ontwikkeling en het leren van het kind. Hier kan het gaan om meeleven, meehelpen en meedenken. Niet om meebeslissen. Immers, de ouders zijn eindverantwoordelijk voor de opvoeding van hun kind en voeren daarover de regie. De school stopt bij meedenken. Dat sommige ouders meedenken als meebeslissen interpreteren of ervaren, is een andere zaak.

 

  1. f.       De relatie is asymmetrisch: de school is eindverantwoordelijk, neemt het voortouw en zet de toon

Het verschil in eindverantwoordelijkheden tussen school en ouders maakt de relatie asymmetrisch. De inrichting van de school als leef- en leergemeenschap – cultuur, structuur, werkprocessen – behoort tot de professionele eindverantwoordelijkheid van de school. Over de kwaliteit daarvan verantwoordt ze zich richting inspectie (verticale verantwoording) en richting ouders (als onderdeel van de zogeheten horizontale verantwoording). Zij laat zich er eventueel op afrekenen.

Als educatief partnerschap een kwaliteitskenmerk is van de school, dan ligt het voor de hand dat de school een actieve rol speelt in de totstandkoming ervan. Ze zal dat niet aan het toeval overlaten. Natuurlijk hebben de partners ook een verantwoordelijkheid, maar de school blijft leidend. Ouders verschillen bijvoorbeeld in hun aanvankelijke voorkeursrollen, maar de school zal proberen hen ertoe te verleiden de rol van gelijkwaardig partner op zich te nemen.

 

 

 

Educatief partnerschap als kwaliteitskenmerk

–        past bij de school als leef- en leergemeenschap

–        dient een gezamenlijk belang

–        is doelgericht

–        gaat uit van gelijkwaardigheid

–        impliceert wederzijdse betrokkenheid

–        erkent verschillen in eindverantwoordelijkheden

–        vraagt een investering van beide partners

–        vraagt een consistente toonzetting

–        vraagt een partner die het voortouw neemt.

 

 

 

Houding en competenties van team, ouders en andere betrokkenen

Goed partnerschap stelt eisen aan het team en de individuele teamleden, aan ouders en eventuele andere betrokkenen.

 

 

 

Competenties voor leraren

Bij de competentie interpersoonlijk competent is de leraar onder meer op de hoogte van communicatie- en omgangsvormen in de leefwereld van het kind en houdt daar rekening mee. Ook heeft hij enige kennis van interculturele communicatie.

Bij de competentie pedagogisch competent gaat het om inzicht in de culturele bepaaldheid van zowel de basisbehoeften en verwachtingen van het kind, als processen van identiteitsvorming, waarden-ontwikkeling en zingeving.

Deze zaken zijn nadrukkelijk geformuleerd in relatie tot de omgang met kinderen. Bij de competentie competent in het samenwerken met de omgeving komen ook hun ouders ter sprake. Een leraar onderhoudt in het belang van de kinderen goede contacten met de ouders. Hij geeft hen op professionele wijze informatie over de kinderen en benut de informatie die hij van ouders krijgt. Hij verantwoordt verder "zijn professionele opvattingen en werkwijzen met betrekking tot een leerling aan ouders … en past in gezamenlijk overleg zonodig zijn werk met die leerling aan." Verder is de leraar "bekend met de leefwereld van ouders of verzorgers en met de culturele achtergronden van de kinderen en hij weet hoe hij daar rekening mee moet houden in zijn doen en laten als leraar." Dat betekent bijvoorbeeld dat hij "op een open en constructieve manier contacten met ouders" onderhoudt. Hij stelt zich aanspreekbaar op en is bereid zijn werk goed af te stemmen op dat van andere partijen. Hij kan verder "zijn opvattingen en zijn werkwijzen op het gebied van samenwerken met ouders" verantwoorden.

 

 

Ook van ouders vraagt goed partnerschap een bereidwillige, open houding. Ook bij hen vooronderstelt partnerschap communicatieve en pedagogische competenties. En waar die onvoldoende aanwezig zijn, zal eraan gewerkt moeten worden. Wat te doen als hun houding of competenties gelijkwaardig partnerschap belemmeren? Kan het team dat ondervangen? In hoeverre kan de school – eventueel in samenwerking met andere educatieve partners – een bijdrage leveren aan de toerusting (empowerment) van ouders? En welke rol kunnen andere ouders daarin eventueel spelen?

 

Meer concreet gaat het om competenties en houdingen als:

  1. een open houding richting leden van het team als professionele medeopvoeders;
  2. interesse in een nadere kennismaking met de schoolloopbaan van het kind en het traject dat ouders als educatief partner met de school lopen;
  3. interesse in de ontwikkeling en de vorderingen van het kind;
  4. durf en bereidheid om te spreken over de eigen ervaringen, opvattingen, wensen, verwachtingen en vragen;
  5. bereidheid om eventueel via een tolk te spreken met het team;
  6. kennis van een aantal basale zaken omtrent de school;
  7. enige kennis van belangrijke pedagogische thema's.

 

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb