Bewijs verschillende instructie- en organisatievormen

Het onderstaande stuk is gebaseerd op Het didactische werkvormenboek: variatie en differentiatie in de praktijk en Meer dan onderwijs.

 

Er zijn verschillende werkvormen die je als docent kunt gebruiken. In het didactische werkvormenboek worden vijf categorieën besproken:

  • Instructievormen
  • Interactievormen
  • Opdrachtvormen
  • Samenwerkingsvormen/samenwerkend leren
  • Spelvormen

 

Je kunt voor verschillende werkvormen kiezen, afhankelijke van wat het doel van je les is.

Bij elke werkvorm past één of meer groeperingvormen, oftewel de samenstelling van de groep en opstelling waarin gewerkt wordt, voorbeelden zijn:

  • Carré (voor klassieke lessen, spreekbeurten, mediaprogramma’s of PowerPoints)
  • Rijen of tweetallen (voor individueel, zelfstandig werken of toetsen)
  • Viertallen (voor samenwerking, groepswerk)
  • Kringopstelling (voor discussievormen, leergesprek)

 

Hieronder zal ik meer vertellen over instructievormen. In het algemeen hebben instructievormen als kenmerk dat ze leraar-gestuurd zijn. Meestal ligt er een wat zwaarder accent op de leerinhoud dan op de leerling. Desondanks kan de leerling zeer actief zijn. Instructievormen zijn geschikt voor:

  • Het doorgeven van informatie;
  • Het presenteren van kennis, zodat leerlingen zelfstandig kunnen werken;
  • Het geven van een inleiding op een nieuw onderwerp of thema (zodat leerlingen betrokken/gemotiveerd raken voor het nieuwe onderwerp)

 

Belangrijke instructievormen zijn: doceren, vertellen, voorlezen, excursie, demonstreren, vertonen van iets (videofragment, film, educatief programma). Een drietal veel voorkomende instructievormen licht ik toe.

 

Doceren

Het gaat om een helder betoog dat je het beste kunt ondersteunen met een PowerPoint presentatie, flip-over, bord en dergelijke. Door middel van vragen kun je checken of dek kinderen begrijpen wat je bedoelt en betrek je hen ook bij het betoog. De opstelling van de groep vraagt aandacht: je moet de kinderen kunnen zien en oogcontact met hen houden.

 

Vertellen

De opbouw van een goed verhaal is een pakken begin, een bepaalde gebeurtenis en een duidelijke climax. Beeldend vertellen is belangrijk. Kinderen moeten zich met een of meer personen kunnen identificeren. De houding van de verteller en de ondersteunende gebaren hebben invloed op de mate van concentratie van de kinderen. De opstelling moet zodanig zijn dat de verteller overzicht en oogcontact heeft.

 

Excursie

Eén van de meest levensechte manieren van leren is het ‘op excursie gaan’. Een bezoek kan zo instructief zijn dat de meeste andere didactische werkvormen er niet tegen op kunnen. Een excursie heeft alleen zin als het goed voorbereid is en in een bepaald programma past.

  • De excursie kan als introductie dienen. Ze is de eerste stap in een serie lessen die beschouwd kunnen worden als een uitwerking van het uistapje.
  • De kinderen kunnen op excursie gaan aan het eind van een serie lessen. Het voordeel is dat ze dan heel gericht informatie kunnen opnemen; er is al veel vooraf besproken.
  • De excursie kan beschouwd worden als een onderdeel van de verkenningsfase in bijvoorbeeld een probleemoplossingproces.