Bewijs Positief pedagogisch klimaat

Vanuit mijn theoretische kennis over een positief pedagogisch klimaat creëer ik dit klimaat in de klas. Ik leg hieronder uit hoe ik dat doe en onderbouw mijn uitgangspunten met citaten uit Meer dan Onderwijs pagina 342 t/m .

 

Als docent ben ik sterk op het interpersoonlijke gericht en ik vind het belangrijk dat kinderen zich sociaal-emotioneel goed ontwikkelen. Dit bereik ik door aandacht te geven aan samenwerkend leren en elkaars kwaliteiten te erkennen en respecteren. In de klas is het pedagogische klimaat daarom positief en gericht op de relaties onderling en het veilig voelen in de klas. “Wanneer de sociaal-emotionele relatie niet goed is en het kind zich niet erkend voelt, dan heeft dit negatieve gevolgen voor de werk- en leerrelatie. Kortom de sociaal-emotionele kant is de basisvoorwaarde voor het leer- en ontwikkelingsproces.”

Deze gedachte sluit ook aan bij adaptief onderwijs en pas ik toe als docent.

 

Ik ben authentiek

Naar de leerlingen ben ik helder en duidelijk en spreek mijn verwachtingen uit. Wanneer een leerling zich niet aan verwachting voldoet, en zich niet aan een afspraak houdt dan reageer ik consequent en met dezelfde helderheid. Zo gaf ik bijvoorbeeld een samenwerkingsopdracht waarbij ik wilde dat er geconcerteerd en rustig gewerkt werd. Leerlingen die individueel dat al niet lieten zien aan mij mochten de opdracht niet samen doen. Daar heb ik mij toen aangehouden en daarbij bleek dat leerlingen zich bewust waren van hun gedrag. In het evaluatieverslag 01-11-2011 is te lezen dat ik authentiek heb gehandeld en daarbij open heb gesproken met de leerlingen over hun gedrag en daarbij goed gedrag ook heb beloond.

 

Behalve het doen wat je zegt blijf ik ook mezelf als docent. Dit was de feedback van de opleider in de school bij mijn stagebezoek in groep 8. Dit is te lezen in het verslag van het stagebezoek 24-10-2011. Ik laat zien wat ik belangrijk vind en sta open voor leerlingen. Daarbij merk ik dat wanneer ik enthousiast ben over een les, de leerlingen mijn gedrag overnemen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij vakken waar ik zelf veel over kan vertellen. Zo had ik bijvoorbeeld een extra filmpjes, plaatjes gevonden bij een les Aardrijkskunde over kolonies. Daarnaast vertelde ik ook over Suriname, waar mijn opa vandaan komt. Als ik enthousiasme uitstraal merk ik dat de leerlingen ook enthousiast raken en er veel over willen vertellen. Naast vakken waar ik zelf enthousiast over ben kan ik dit ook toepassen bij rekenen, wat ik niet als mijn favoriete vak zie. Daarbij merk ik dat ik helder kan uitleggen en daardoor ook zwakkere rekenaars kan betrekken bij de les. Wanneer ik begin met simpele vraagstukken hebben zij een succeservaring en raken zij en ik enthousiast door hun goede antwoorden.

Deze situaties dragen bij aan het bevorderen van een pedagogisch klimaat. “Als je enthousiasme uitstraalt, laat merken dat je het interessant vind waar je mee bezig bent, dan leren kinderen beter dan wanneer je de les ‘afdraait’.

 

Vertrouwen

Door het bovenstaande voorbeeld van de rekenles laat ik ook zien dat ik vertrouwen heb in de mogelijkheden van alle kinderen. Cognitief bied ik kinderen die minder sterk zijn vaak eerst een simpel vraagstuk aan en maak dit steeds moeilijker. Ik moedig ze aan om ook moeilijke vraagstukken op te lossen en spreek uit dat ik weet dat ze dat kunnen. Dit doe ik ook bij sociaal-emotionele opdrachten, waarbij het uitgangspunt van de les bijvoorbeeld het samenwerken is. In mijn stagegroep in groep 8 zijn de leerlingen niet gewend om vaak samen te werken. Dit was voor mij en voor hun een uitdaging om te leren. Wanneer er leerlingen waren waarbij het niet lukte om samen te werken spraken we daarover en gaf ik hen vertrouwen dat het de volgende keer zou gaan lukken. Bij een leerlingen die cognitief zwak is en vaak onrustig was dit ook gelukt. Dan geef ik veel complimenten en ben ik er ook echt trots op dat het gelukt is om rustig en op de leerstof gericht, samen te werken. “Verder is het belang vertrouwen op de mogelijkheden van kinderen. Wanneer je dit laat werken, bijvoorbeeld door te bemoedigen, dan stimuleer je hen zelfvertrouwen te ontwikkelen of te herstellen.”

 

Natuurlijk overwicht

Ik heb de basisvaardigheden van leidinggeven aan een groep onder de knie. Ik neem de rol van leider aan en dit wordt geaccepteerd door de groep. Door mijn ervaringen als gymdocent op het ROC ben ik bij bewust geworden van mijn kwaliteiten als leider. Mijn doelgroep is voornamelijk mannelijk, cognitief minder intelligent en vertoont vaak onrustig gedrag. Mijn leerlingen hebben allemaal verschillende achtergronden en dit maakt dat er ook sprake is van culturele verschillen. Ik heb ervaren dat ik hier goed mee om kan gaan en heb ook vrijwel nooit conflicten met leerlingen. Dit komt doordat ik erg helder en duidelijk ben naar hen toe en mijzelf ook aan afspraken houdt. Daarentegen geef ik de leerlingen ruimte om zichzelf te zijn en stel ik voor hen aanvaardbare regels op. Omdat zij deze accepteren worden de regels nageleefd en kan ik hen er ook op aanspreken wanneer dit niet zo is. Door mijn houding krijg ik respect van leerlingen en hoef ik dit niet af te dwingen. Ik maak plezier met de leerlingen en hoewel het voor mij vanzelfsprekend is om les te geven aan deze mbo doelgroep ben ik mij ervan bewust dat dit zeker een pittige doelgroep is.

 

Naast mijn goede relatie met mijn leerlingen op het ROC heb ik ook altijd goed kunnen lesgeven aan mijn verschillende stageklassen vanuit de ALO en pabo. Ik heb nooit serieuze ordeproblemen gehad. Ik mij ervan bewust dat ik daar zelf een rol inspeel door de houding die ik aan neem als leider. “Je kunt zeggen dat leraren die gezag hebben, dat hebben verdiend door hun uitstraling, eerlijkheid en echtheid.”

 

Pedagogisch klimaat creëren

Volgens Bos (Bos, C., 2003) zijn de volgende aspecten van belang bij het creëren van een goed pedagogisch klimaat:

 

  1. De leraar zorgt voor een ordelijke en functionele leeromgeving; dit doe ik door inrichting van de klas te hanteren die er al in de klas is. Wanneer ik straks mijn eigen klas heb zorg ik dat alles een vaste plek heeft in de klas en dat de leerlingen weten waar ze alles kunnen vinden.
  2. De leraar toont in gedrag en taalgebruik respect voor de leerling; ik bouw een band op met leerlingen, bijvoorbeeld door interesse te tonen voor hun motivaties en activiteiten buiten school. Ik laat leerlingen altijd in hun waarde en kijk naar kwaliteiten in plaats van beperkingen.
  3. De leraar bevordert het onderlinge respect bij leerlingen; wanneer er onenigheid is onderling laat ik leerlingen er met elkaar over praten en zelf een oplossing bedenken.
  4. De leraar ondersteunt het zelfvertrouwen van de leerling; ik pas de leerstof aan op het individu zodat iedere leerling een opdracht zelfstandig kan volbrengen. Ik spreek vertrouwen uit naar leerlingen.
  5. Er zijn op school duidelijke omgangsregels afgesproken door de leraren; ik leef de schoolregels na. Op mijn werkplek op het ROC heb ik aangedrongen op eenduidigheid van regels in de klas, omdat dit vorig jaar niet zo was en erg verwarrend was voor de leerlingen.
  6. De leraar zorgt voor structuur in de groep; ik laat leerlingen weten wat er verwacht wordt en wat er bijvoorbeeld op het programma staat. Er gelden bij zelfstandig werken vaste regels, evenals opdracht waarin samenwerking gevraagd wordt.
  7. De leraar zorgt voor een uitdagende leeromgeving; als ik een eigen groep zou hebben zou ik sterke leerlingen stimuleren om verdiepingsopdrachten te maken. Daar zou ik ruimte voor geven bijvoorbeeld een plek met verdiepingsopdrachten maken. Deze zouden dan weer op niveau kunnen zijn, zodat ook minder sterke leerlingen hun eigen verdiepingsopdrachten hebben en uitgedaagd worden tot leren.
  8. De leraar stimuleer bij de leerlingen de ontwikkeling van zelfstandigheid en hemen van eigen verantwoordelijkheid; ik laat leerlingen zoveel mogelijk zelf oplossen. Daarnaast is er in groep8 in mijn stageklas een weekprogramma, zij zijn zelf verantwoordelijk om dit te maken.

Maak jouw eigen website met JouwWeb