Bewijs Leertheorieën

Het onderstaande stuk is een samenvatting van hoofdstuk 3.4 Ontwikkelingsniveau en leren uit het boek Meer dan Onderwijs.

 

Leren is afhankelijk van het ontwikkelingsniveau van het kind. Jonge kinderen leren vooral door spel en verhalen en oudere kinderen vooral door onderzoek, informatie en games. Het ontwikkelingsniveau van een kind is gerelateerd aan:

  • Leeftijd
  • Leefwereld
  • Belevingswereld
  • Fysieke, cognitieve, sociale en morele ‘hoedanigheid’

 

Over de verhouding tussen ontwikkeling van het kind en onderwijs zijn verschillende opvattingen. Een voorbeeld is: je mag een kind niets leren waar het nog niet aan toe is. Terwijl een ander voorbeeld is: je kunt een kind alles leren als je maar de goede methode toepast.

 

Er is een natuurlijke en een culturele ontwikkeling bij kinderen. Bij de eerste gaat leren via concreet handelen, zelf ervaringen opdoen, de natuurlijke weg. Dit heten de levende begrippen. Deze worden op spontane wijze gevormd.
De tweede met leren via abstracties: kennis nemen van reeds door anderen ontwikkelde begrippen, de culturele weg. Kenmerkend daarbij is dat het dezelfde vormen van gedrag gaat hanteren die anderen eerst op hem hebben toegepast. Dit noem je wetenschappelijke begrippen (Vygotski). Wetenschappelijke begrippen zijn gevuld van uit een bepaald betekenissysteem, waardoor ze bete bruikbaar zijn voor de verklaring van de werkelijkheid.

 

  • Een kind kan leren van concreet naar abstract en andersom.
  • We kunnen daarbij helpen en sturen of niet.

 

In een matrix ontstaan zo vier mogelijkheden:

 

Rol van de leraar

Concreet handelen (natuurlijke weg)

Via de abstracte weg (bijv. via uitleg van een begrip)

Actief sturen optreden

A

C

Afwachten tot het kind zelf iets ontdekt

B

D

 

Het zelf aan den lijve ervaringen opdoen blijft voor jonge kinderen belangrijk te zijn. De concrete ervaringen vormen een basis waarop het latere leren plaats kan vinden.

 

Leren als proces

Het leerproces is niet slechts cognitief, emotionele vaardigheden zijn ook van groot belang voor succes. Er zijn tussen kinderen verschillen in speel- en leerstijlen wat gevolg heeft voor het verloop van het leerproces. Er kunnen in het leerproces fasen worden onderscheiden en er komen verschillende soorten leren of leervormen voor. Wat kinderen in het leerproces leren, heeft een bepaald verloop, dat afhankelijk is van de inbreng van het kind, die van de leraar en de aard van het vakgebied.

 

Meervoudige intelligentie

Wil je recht doen aan ieder kind en aan alle aspecten van mens-zijn, dan is het van belang dat de verschillende intelligenties worden aangesproken en ontwikkeld. In de westerse cultuur wordt de verbale en logisch-mathematische intelligentie hoog gewaardeerd. Het is de vraag of we daar de totale mens recht mee doen. De Amerikaanse leerpsycholoog Howard Gardner ontwikkelde een theorie van Meervoudige Intelligentie (MI), hij stelt dat er meerde vormen van intelligentie zijn:

  • Linguïstische intelligentie
  • Logisch-mathematische intelligentie
  • Visueel-ruimtelijke intelligentie
  • Muzikaal-ritmische intelligentie
  • Lichamelijk-kinetische intelligentie
  • Interpersoonlijke intelligentie
  • Intrapersoonlijke intelligentie
  • Natuurgerichte intelligentie

 

Emotionele intelligentie

Goleman benadrukt het belang van de emotionele component bij alles wat we ondernemen en bepleit het samengaan van hoofd en hart, het vinden van een balans tussen rationaliteit en compassie. Het samenspel van voelen en denken vormt de kern van de emotionele intelligentie. Onder emotionele intelligentie vallen vaardigheden als:

  • Zelfbeheersing
  • Geestdrift
  • Doorzettingsvermogen
  • Het vermogen jezelf te motiveren
  • Het soepel kunnen omgaan met relaties

 

Centraal binnen emotionele intelligentie staat het vermogen om eigen gevoelens te herkennen, dit wordt het zelfbewustzijn door Goleman genoemd. Wanneer je je emoties onder controle hebt, kunnen zij een positieve invloed uitoefenen op het verwezenlijken van je capaciteiten. Ook het hebben van empathie duidt op emotionele intelligentie.

Emotionele intelligentie kun je ontwikkelen:

  • Leerlingen moeten zich bewust zijn van hun eigen emoties of leren zich bewust te worden.
  • Ze moeten belemmerende emoties leren intomen.
  • Ze moeten leren gebruik te maken van emoties die hen helpen beter te functioneren.

 

Speel- en leerstijlen

Behalve de verschillen in manieren van leren, die onder andere worden veroorzaakt door het ontwikkelingsniveau van het kind, kun je bij kinderen van hetzelfde ontwikkelingsniveau stijlverschillen zien in spelen en leren. Er zijn twee theorieën waar in het onderwijs vaak naar verwezen wordt, die van Vermunt en die van Kolb.

 

Leerstijltheorie van Vermunt

Vermunt gaat er vanuit dat een leerstijl een resultaat van ontwikkeling in gedrag is. Een leerstijl van dus ook veranderen. Hij onderscheidt vier leerstijlen:

  1. Betekenisvolle leerstijl
  2. Toepassingsgerichte leerstijl
  3. Reproductiegerichte leerstijl
  4. Ongerichte leerstijl

 

Deze vier leerstijlen zijn gebaseerd op vier dimensies:

  • Cognitieve verwerking
  • Regulatievoorkeur
  • Leermodel of leerconcept
  1. opnameleerconceptie
  2. constructieleerconceptie
  3. toepassingsleerconceptie
  4. stimuleringsleerconceptie
  5. samenwerkingsleerconceptie
  • Leeroriëntatie (motivatie)

 

In de onderstaande tabel zijn de vier leerstijlen en hun kenmerken weergegeven:

 

 

Betekenisgericht

Toepassingsgericht

Reproductiegericht

Ongericht

Cognitieve verwerking

diepgaand

concreet

oppervlakkig (stapsgewijs)

nauwelijks

Regulatievoorkeur

intern of zelfgestuurd

intern of extern gestuurd

extern gestuurd

stuurloos

Leermodel

opbouw van kennis

gebruik van kennis (toepassen)

opname en reproductie van kennis

samen leren

Leeroriëntatie

persoonlijke interesse

beroepsgericht

diploma en toetsgericht

ambivalent


Leerstijltheorie van Kolb

Kolb gaat er vanuit dat in elk leerproces vier fasen zijn te onderscheiden:

  • Concreet ervaren
  • Reflectief observeren
  • Abstract conceptualiseren
  • Actief experimenteren

 

Hij baseert zijn theorie op ervaringsgericht leren, een cyclisch proces waarbij alle fasen moeten worden doorlopen wil er sprake zijn van zinvol leren. Op grond van deze voorkeur komt Kolb tot vier leerstijlen:

  • Divergente leerstijl: concreet ervaren en reflecteren, rijk voorstellingsvermogen, fantasievol en creatief à de beschouwer.
  • Assimilerende leerstijl: zoeken naar logische samenhang, ontwikkelen van modellen, reflectief waarnemen en vormen van abstracte begrippen à de denker.
  • Convergente leerstijl: actief experimenteren, vormen van abstracte begrippen, toepassen en planmatig werken, besluiten nemen à de beslisser.
  • Uitvoerende stijl: concreet ervaren en actief experimenteren, praktisch en gericht op handelen à de doener.

 

 

 

Betekenis voor het onderwijs

Om een optimaal leerproces te bereiken is het zinvol om de leerling te laten beginnen bij zijn eigen leerstijl. Daarnaast is het van belang om de leerling ook in andere fasen te laten starten om een evenwichtig leerproces te waarborgen. Een rijke en krachtige leeromgeving is daarvoor nodig.

Wanneer ik onderwijs doe ik recht  aan de verschillende leerstijlen om zo alle leerlingen te kunnen bereiken.

 

Bij leerstijlen gaat het niet om goed of fout, er zijn twee polen van een leerstijl die gunstig kunnen zijn, afhankelijk van de situatie, bijvoorbeeld:

  • Het wel of niet kunnen vinden van een structuur in de leerstof of probleemaanpak
  • Flexibiliteit versus rigiditeit
  • Impulsief versus reflectief
  • Stap voor stap werken (serialist) of het leggen van relaties, een totaalbeeld krijgen (holist).

 

Om rekening te houden met de leerstijlen van leerlingen let ik op de volgende vuistregels:

  • Er is geen goede of slechte leerstijl; de ene leerstijl is geschikter bij een bepaalde taak dan de andere.
  • Leerstijlen kun je veranderen, wat vraagt om een langdurige, gestructureerde aanpak.
  • Leren over je eigen leerstijl is een belangrijk leerdoel voor leerlingen.