Bewijs Culturele bepaaldheid opvoeding

De onderstaande tekst gaat over het bio-ecogolische model van Bronfenbrenner en de cultuurbepaaldheid daarvan. De tekst is een samenvatting van hoofdstuk 4.2 van het boekje Psychologie en de multiculturele samenleving door Jeroen Knipscheer en Rolf Kleber.

 

Bio-ecologisch model van Bronfenbrenner:

  • microsysteem (thuis/ klas/leeftijdgenootjes)
  • mesosysteem (interacties thuis, school, buurt)
  • exosysteem (werksituatie ouder, religie)
  • macrosysteem (tijd en (sub)cultuur)

 

In boek wordt de vraag gesteld over hoe kinderen met de overgang van het micro naar mesosysteem omgaan. De meest bestudeerde is die van het gezin naar school. Distelbrink en Pels (2000) rapporteerden dat Turkse en Marokkaanse kinderen thuis weinig steun ervaren voor het leren op school.  Veen (1999) liet zien dat migrantenouders problemen hebben om hun kinderen te helpen, omdat ze zelf geen ervaring hebben met het Nederlandse onderwijssysteem en onvoldoende kennis hebben over wat er op school gebeurt. Migrantenouders voelen zich ook beperkt door hun gebrekkige Nederlandse taalvaardigheid. Toch gaat dit niet voor alle migranten ouders op. Daarbij wordt de beperkte mogelijkheid van de migrantenouders soms ook gecompenseerd door oudere broers en/of zussen.

 

Het exosysteem heeft betrekking op de sociale netwerken van de spelers in het mesosysteem. Een voorbeeld van de invloed van het exosysteem vormen de bevindingen van studies naar het opleidingsniveau van migrantenouders. In Nederland is onderzoek gedaan naar de vraag of bij de verklaring van de onderwijspositie van allochtone jongeren hun etnische gebondenheid van belang is. Er wordt gedaan alsof het land van herkomst of dat van de ouders gelijk is te stellen aan de culturele achtergrond. Maar een eenvoudige classificatie in termen van herkomst (bijvoorbeeld Nederlandse Antillen of Marokko) zegt niet zoveel over de wijze waarop en mate waarin een kind of diens ouders omgaan met bepaalde aspecten van de Antilliaanse of Marokkaanse cultuur.

Het bleek ook dat de verklarende waarde van opleidingsniveau en arbeidsmarktpositie van ouders voor de onderwijspositie van allochtone jongeren te beperkt is. Zo concludeerde de Onderwijsraad (2001) dat naar groepseigen socialisatiepraktijken moet worden gekeken, warbij de Raad speciaal wees op het gebruik van taal. Andere studies benadrukken dat ook groepsspecifieke motivatiestrategieën een rol spelen, bijvoorbeeld jongeren met een Aziatische achtergrond. Hierbij kan gedacht worden aan een sterke prestatiedruk vanuit de familie in combinatie met et belang van het handhaven van traditionele familiewaarden en gehoorzaamheid.

 

Het macrosysteem betreft de grote principes voor de inrichting van een samenleving. Dat kenmerken van de samenleving invloed hebben op de ontwikkeling van een kind is evident. Zo blijkt bijvoorbeeld uit onderzoek naar de invloed van opvattingen binnen de samenleving over de positie en participatie van migranten dat veel Nederlanders van mening zijn dat migranten te weinig en te langzaam zich aanpassen aan de Nederlandse samenleving (TNS?NOP01998;2004;Verkuyten en Thijs 2002). Migranten zouden vooral bezig zijn met het behoud van eigen cultuur (Arends-Tóth en Van de Vijver 2003; Van Oudenhoven e.a. 1998). De trage aanpassing en het cultuurbehoud zouden bijdragen aan de problemen in de Nederlandse samenleving. Dergelijke opvattingen hebben invloed op de ontwikkeling van migranten (Berry 2001; Breugelmans en Van de Vijver 2004). Als de druk tot aanpassing groter wordt en de tolerantie of het wederzijdse respect geringer, heeft dit een negatieve invloed op het welbevinden en de ontwikkelingsmogelijkheden van migranten en hun kinderen.