01-11-2010 Competentiebeschrijving Vaardigheden

Niveau 1  

De student maakt contact met basisschoolkinderen van alle leeftijden, hierbij gebruikt hij verschillende gesprekstechnieken. Hij zorgt ervoor dat de kinderen contact kunnen maken met hem en zich op hun gemak voelen. Hij houdt in zijn taalgebruik en omgangsvormen rekening met de leefwereld van het kind daarbij o.a. gebruikmakend van digitale mogelijkheden. De student kan een veilige relatie aan gaan met kinderen en is sensitief en responsief.

  

Ik kan contact maken met leerlingen en een veilige relatie met hen aangaan

Tijdens de opleiding aan de PABO heb ik tot nu toe lesgeven in groep 5. Tijdens mijn opleiding aan de ALO heb ik aan alle klassen van de basisschool gymles gegeven. Ik kan met alle groepen goed contact maken en er is een goede interactie tussen mij een de leerlingen.
Een voorbeeld is dat wanneer ik op de Oscar Carre school, waar ik mijn eindstage voor de ALO gedaan heb, door de gang liep werd ik door de leerlingen begroet. De leerlingen van groep 7/8 zeggen: hé juf! De leerlingen van groep 5/6 hebben daarbij een grote lach op hun gezicht en vragen dolenthousiast: 'wat gaan we doen met gym?' De leerlingen van groep 3/4 staan zelfs te stuiteren en de meisjes pakken mijn hand vast of geven me een knuffel. Uit het gedrag van de leerlingen blijkt dat zij mij erkennen als docent en positief op mij reageren.
Daarnaast was het zo dat ik leerlingen ook buiten schooltijd tegen kwam, ik woonde namelijk vlakbij de school (net als de meeste leerlingen). De reacties op straat waren net zo vrolijk als in de school. Zo nu en dan kom ik nog steeds leerlingen tegen, of zie ik de oude groep 8ers bij een pleintje 'chillen'. Ook nu is: 'hé dat is juf Joyce, dag juf'. Dit gaf mij toen en nu nog steeds een heel goed gevoel en tovert een lach op mijn gezicht. Deze ervaringen hebben ook bijgedragen aan mijn keuze voor deze opleiding.


Wanneer ik indivueel met leerlingen spreek maak ik gebruik van Actief Luisteren. Hierbij zorg ik dat het kind zelf vertelt en dat hij zelf met oplossingen komt wanneer de situatie daar naar vraagt. Hierdoor voelt een kind zich vrij om zijn zegje te doen zonder dat hij overspoelt wordt met ongevraagd, maar goed bedoelt advies van de docent.
Door aandacht te besteden aan het individu en praatjes met hen te maken over dingen die niet over school gaan creeer ik een veilige relatie met de leerlingen. Zij mogen mij alles vertellen, zonder daar op beoordeelt te worden. Ik toon daarbij ook mijn gevoelige kant als docent en probeer mij in te leven in het kind. Zo weet ik bijvoorbeeld dat er enkele meisjes van mijn stageklas groep 5 op de Kinkerbuurtschool paardrijden op de Hollandsche Manege. Nu komt leerling F regelmatig tijdens stage bij me met een verhaal over het paardrijden, dat het galopperen heel hard ging en dat er ook een keer een paard weg was gegaan. Door mijn interesse heb ik een band geschept met de leerling en komt zij uit eigen initiatief er over vertellen, dit gebeurt meestal tijdens het buitenspelen.

 

Ook had ik een mooie ervaring tijdens een stage voor de ALO, waarbij ik wilde leren om een veilige relatie aan te gaan met de leerlingen.
Deze situatie, met het meisje genaamd Els, heb ik toen beschreven in mijn stageverslag en toonde hiermee mijn betrokkenheid aan.

Het aangaan van een veilige relatie met kinderen doe ik nog steeds tijdens mijn werk. Ik geef gymles aan MBO leerlingen op het ROC.
Dit is mijn eerste baan als gymdocent en ik ben in het begin van het schooljaar mezelf heel bewust geweest van het belang van een goede relatie met de leerlingen en het zorgen voor een veilige relatie. Dit is heel anders verlopen dan het begin van een stage bij een nieuwe klas. Dit heeft onder andere te maken met mijn kennis over leiderschapsstijlen en gedragsbeinvloeding.
Vooral op de middelbare school had ik moeite met contact maken met de leerlingen. De eerste lessen waren stroef en ik was vooral bezig met het uitleggen van de regels en hoe ik alles wilde. Nu heb ik geen moeite met contact maken en ben ik de eerste lessen bezig met gesprekjes voeren met leerlingen over de keuze van deze opleiding, hun eigen sport en dergelijken. Ik zorg dat ik actieve, aantrekkelijke lessen geef om een goede relatie te krijgen met mijn leerlingen. Vanuit die relatie spreek ik mijn verwachtingen van hen uit en laat hun verwachtingen van mij uitspreken. Zo stel ik eigenlijk samen met de leerlingen de regels op.

 

Ik houd in mijn taalgebruik en omgangsvormen rekening met de leefwereld en mogelijkheden van het kind

Tijdens het (gym)lesgeven pas ik mij aan de groep. Ik gebruik simpele woorden en korte zinnen in de lagere klassen en vraag verbaal meer van de hogere klassen. Ik houd rekening met de leefwereld van een kind door voorbeelden in een uitleg te gebruiken die bij hen aansluiten.
Daarbij ben ik mij ervan bewust dat jongere kinderen, met name kleuters nog heel egocentrisch zijn en alles op zichzelf betrekken.
Hierdoor weet ik dat het van hun nog niet kan eisen om samen te werken met klasgenoten. Dit kan tot op zekere hoogte, maar bepaalde samenwerkingsopdrachten zijn vanwege de ontwikkelingspsychologie van het kind nog niet mogelijk.

 

Ook dien je al docent rekening te houden met het cognitieve vermogen van een leerling. Mijn instructie van gymlessen geef ik behalve aan groep 3 anders aan groep 8, ook anders aan VMBO-leerlingen of VWO- leerlingen. Bij het VMBO geef ik extra voorbeelden die concreet en vaak ook visueel zijn. Ook leg ik alleen basisregels om een spel te kunnen uitvoeren uit. Spelenderwijs behandel ik moeilijkere regels. Ik gebruik bij deze doelgroep vooral de spelleer theorie: spelen-oefenen-spelen. Zo ervaren leerlingen zelf het 'probleem' en begrijpen dan beter de oplossing is mijn ervaring. Bij het VWO wil soms juist leerlingen prikkelen om dieper over en spel na te denken laat ik ze zelfs regels ontwerpen, voordat we het uberhaupt gespeeld hebben. Dit is voor hen een uitdaging om abstracter te denken.

Een voorbeeld van een situatie is te lezen in een stuk uit mijn essay over mijn visie op bewegen waar ik in ga op de verschillen in niveaus. In dit essay wat ik tijdens voor de ALO geschreven heb, maak ik duidelijk dat ik bewust ben van de verschillende cognitieve mogelijkheden van het kind. Ik laat ook zien hoe ik daarmee omga in het voortgezet onderwijs.

Deze ervaring kan ik koppelen aan de basisschoolkinderen. In de klas werk je met veel verschillen niveaus aangezien er nog geen verdeling is cognitieniveau op de basisschool. Tijdens mijn lessen ben ik mij hiervan bewust en heb ik ervaren dat er vanuit de verschillen bij de kinderen ook verschillende instructies en verwerkingen van de docent gevraagd worden. Voor bepaalde leerling is het nodig iets heel concreet aan te bieden, met veel structuur en herhaling. Voor deze kinderen zou ik bijvoorbeeld een kaart met de tafels kunnen maken om hen te ondersteunen bij het rekenen. Ik heb tijdens een rekenles als leerhulp voor zwakke rekenaars een extra werkblad over verhaalsommen omzetten in deelsommen met een getallenlijn gemaakt. Ik heb hen tijdens de les verteld: 'Om nog even extra te oefenen ga je dit werkblad maken. Je gaat deelsommen maken met de getallenlijn.' Vervolgens zijn zij aan de slag gegaan met het werkblad. Ik heb dus gekozen om niet verbaal extra uitleg te geven, maar het een gestructureerde opdracht te geven, waardoor zij door te doen de vaardigheid oefenen.

 

Niveau 2 

De student kan onder begeleiding leiding en sturing geven aan de groep. Hij stimuleert hen en geeft feedback op positieve en negatieve aandacht vanuit een positieve grondhouding.

De student beïnvloedt bewust de onderlinge relaties in de klas door zijn houding en gedrag.

  

Tijdens de stage kan ik onder begeleiding leiding en sturing geven aan de goep. Mijn stagedocent eindverantwoordelijk en begeleid mij in het geven van lessen. Wanneer ik les geef zit mijn stagedocent in het lokaal en observeert mij. De kinderen luisteren naar mij en op dat moment ben ik hun docent. Ik leid de klas door instructie te geven, een verwerking met hen te maken en het werk in te nemen wanneer het klaar is.

 

Ik kan leerlingen stimuleren en geef feedback op positieve en negatieve aandacht

Ik benader leerlingen vanuit een positieve houding. In het algemeen benader ik gedrag vanuit een positief punt. Ik stimuleer leerlingen ook door vooral het positieve te benoemen en het negatieve zo weinig mogelijk. Daarmee bedoel ik dat ik daar minder aandacht aan geef. Ik benoem natuurlijk wanneer bepaald gedrag ongewenst is, maar besteed meer aandacht aan complimenten geven.

 

Wanneer een kind gewenst gedrag vertoont geef ik hem verbale feedback of non-verbale feedback. Ditzelfde geldt voor negatieve feedback. Bij het geven van verbale feedback geef ik dit op basis van het gedrag. Vooral bij het geven van negatieve feedback let ik er op dat ik het ongewenste gedrag benoem. 'Ik zie dat je met buurman kletst, het verstoort de les.'
Ook kan ik goed duidelijk maken aan leerlingen of iets gewenst is of niet door mijn gezichtsuitdrukkingen en houding. Een sterke kan van mij als docent is dat ik door mijn ervaringen met gymles geven goed mijn mimiek weet te gebruiken. Tijdens het lesgeven lach ik veel naar kinderen en kan door 'streng te kijken' duidelijk maken dat iets ongewenst is. Kinderen reageren daar heel goed op is mijn ervaring, vooral op een lach. Zo kun je met mimiek en gebaren ook veel feedback geven aan leerlingen zonder dat je er woorden voor nodig hebt.
Dit punt is ook door Jacqueline Bieger, de opleider van de AWBR, waargenomen tijdens het eerste stagebezoek. In het verslag van het stagebezoek toon ik aan hoe de leerlingen stimuleer en feedback geef.

 

Ik kan de onderlinge relaties in de klas beinvloeden door mijn houding en gedrag

Door mijn open houding in de klas en positieve houding naar iedereen beinvloed ik de onderlinge relaties in de klas. Ik wil dat leerlingen elkaar ook vanuit een positieve kant zien en elkaars kwaliteiten leren gebruiken. Ik laat in lessen die zich daarvoor lenen samen opdrachtjes maken om dit te stimuleren. Hierbij kies ik bewust voor verschillende vormen, waarbij er verschillende samenwerkingssituaties ontstaan. Bijvoorbeeld door jongen-meisje te kiezen, of soms juist niet, door niveaus te mixen en soms juist om niveau te werken enz.

Zo kunnen leerlingen leren elkaars verschillen te accepteren en te respecteren.

 

 

Niveau 3

De student kan een balans vinden tussen sturing geven en ruimte geven op groeps- en individueel niveau. Hij stimuleert kinderen tot het nemen van eigen verantwoordelijkheid.

De student kan feedback van kinderen ontvangen en verwerken.

De student kan bewust op verschillende manieren sturing inzetten: leerlinggestuurd, gedeelde sturing, leerkrachtgestuurd.

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb